Hoogspanning op zee
Om de windenergie aan land te brengen zijn bijkomende hoogspanningscabines nodig
In de ambitie van België om tegen 2020 13% van het energieverbruik uit duurzame bronnen te halen speelt offshore windenergie een belangrijke rol. De eerste windturbines op zee zijn intussen al een tijdje operationeel, maar om straks nog meer energie aan land te kunnen brengen, zijn bijkomende infrastructuurwerken nodig.
Mogelijks krijgt België over enkele jaren zelfs een kunstmatig eiland met een hoogspanningsstation, dat meteen ook als uitvalsbasis zal kunnen dienen voor onderhoudswerkzaamheden aan de windmolenparken op zee.
Tegen 2020 mikt België op een productiecapaciteit van iets meer dan 3GW aan windenergie. Twee derde van die capaciteit moet op zee komen, in een zone die al in 2004 werd afgebakend en die verdeeld werd in 7 concessies. Twee daarvan zijn intussen ook operationeel. Belwind heeft vandaag een capaciteit van 165 MW en zal nog uitgebreid worden tot 330 MW. C-Power vierde in september de voltooiing van het windmolenpark op de Thorntonbank en heeft daarmee een capaciteit van 325 MW bereikt. Northwind is de volgende concessiehouder die op de Noordzee aan de slag gaat en een park van 72 windturbines zal bouwen. Maar dan komt er een kink in de kabel want voor de overige concessies is het voorlopig niet meer mogelijk om de geleverde energie in het bestaande hoogspanningsnet te injecteren. Northwind is de laatste die daarvoor een zogenaamd aansluitingsrecht gekregen heeft. Voor de andere partijen zit er niets anders op dan te wachten op een capaciteitsuitbreiding.